Tijdens een verre reis maakte ik in de voormiddag een grote wandeling, samen met mijn partner. Mooi landelijk gelegen: hier en daar wat heuvels, oude bomen en hoge hagen. Heerlijk landschap en een zacht weertje. Goed om uren in te kunnen wandelen. Genieten.
Maar het genieten hield plots op. Ik moest dringend naar de wc. Ja, lang kon ik niet meer wachten. Die hoge haag in de buurt kon ik daarvoor wel gebruiken. Ik naar die mooi verzorgde haag toe. Plots hoorde ik echter stemmen. Twee mannen die met elkaar vriendschappelijk stonden te praten. Wat nu? Voorzichtig keek ik wat verder. Ik zag een slagboom en een groot gebouw in de verte. Die twee mannen bleken soldaten te zijn. Een uniform en een wapen. Soldaten toch?
Ze begroetten mij heel vriendelijk. Ik vroeg dan toch maar of ik ergens naar de wc kon geen. Ze lachten vriendelijk. De slagboom ging omhoog en zij wezen naar een laag bijgebouw.
Ik keek rond. Waar was ik terecht gekomen? Het gebouw was nog wel honderd meter ver. Toch onderweg maar een boom uitkiezen? Kon ik nog ophouden?
Plots zie ik een vriendelijke vrouw van tussen de bomen komen. Kwam ze uit dat groot gebouw? Ze wees naar het lage gebouw. Ze wist waarschijnlijk al wat ik kwam doen. Misschien kwamen regelmatig mensen op bezoek voor de wc. Ik naar de wc en de vrouw ging een praatje maken met de soldaten. Toch een beetje vreemd, vond ik.
Toen ik even later van de wc kwam, stond ze ons op te wachten. Of ik hun tuin al gezien had en het zwembad. Ik moest me niet spoeden. Ik moest me maar thuis voelen. Ja, maar, wie was zij en waar was ik terecht gekomen. Ja, ik wilde de tuin wel eens zien. En het openlucht zwembad dat verwarmd was. Er was ook een kleine dierentuin. Ik zag ook een tiental kinderen in het water spelen. Dan stond ik plots voor het grote gebouw. Links en rechts van het grote gebouw een vlag. De Franse en die van Frans Polynesië. Met een groot embleem. De vrouw kwam naar me toe en vertelde mij dat haar man de gouverneur was, maar op dit moment met het vliegtuig op bezoek was. Anders hadden we met hem een praatje kunnen slaan en een gebakje eten bij een heerlijk kopje koffie.
De soldaten groetten ons en de slagboom ging even omhoog. Even later liep ik door een straat met verboden toegang, een privéstraat bleek het achteraf. Maar ik kon niet meer terug. Plots hoorde ik het geblaf van meerdere honden. Dit kon ons einde zijn. Mijn vrouw leunde tegen mij aan. Wat nu. Een grote kerel van in de dertig kwam in zicht en kafferde ons uit. Hij belde met zijn gsm, blijkbaar naar de politie. Even later stopte de politieauto aan het begin van de dreef en traag stapten ze op ons toe. De eigenaar van de honden legde alles in het lang en breed uit. Ik snapte maar half van wat hij allemaal vertelde. Waarschijnlijk had hij onze aanwezigheid wat aangedikt. Een agent haalde zijn handboeien tevoorschijn. Ik vertelde moedig aan die agent dat ik bij de gouverneur naar de wc geweest was. En dat de vriendelijke mevrouw van de gouverneur ons zeker zou willen helpen en eventueel een borg betalen. Even was het stil. Dan begonnen ze te lachen. Die brave Lilla toch! Madame La France! Ze bleven maar lachen. Plots draaide de oudste agent zich om en gaf de hondeneigenaar vollelaag. Ook dat bleef maar duren. Tot slot kwam hij naar ons toe en maakte een knieval! Sorry! Dan was hij weg met zijn vier honden. De politie wilde ons wel naar ons hotel brengen, maar wij wilden nog wat wandelen. Ze wezen ons de juiste weg en tekenden zelfs een plannetje, dat achteraf waardeloos bleek. Maar, het was de intentie die voor ons telde.
Mensen worden klein geboren en sommige mensen blijven klein. Vriendschap en waardering en liefde maken van kleine mensen grote mensen en lieve vrienden.
Frans Busschots