Fred is een pater die jaren in Congo leefde en nu in de Antwerpse kempen, in een tehuis van de congregatie verblijft. Hij verlangt alleen maar naar rust en geniet van de dagdagelijkse dingen, zoals ze zich presenteren.
Mathilde, een oude vrouw die jaren op een kasteel bij een graaf gediend heeft, komt te overlijden. De familie van Mathilde, die goed bemiddeld is, denkt dat Fred de vader is van een van haar zonen. Zo wordt hij onrechte beschuldigd van deze situatie.
Fred ontvangt de kostbare viool, waarop Mathilde vroeger leerde spelen. Die vioool zou heel zijn verder leven beheersen.
Maar Fred blijft niet gespaard van ongelukken. Fred bijt van zich af. Hij kijkt naar de ondergaande zon en probeert te genieten van menselijke warmte.
Terug